AUTEUR: Wim Vanrie
THEMA: Gezondheidszorg
“Als iemand de oprechte en weloverwogen wens uit om uit zijn of haar lijden verlost te worden, wie zijn wij dan om dat te weigeren?” Dergelijke retorisch bedoelde vragen keren vaak terug in het euthanasiedebat. De achterliggende gedachte – ook door politici expliciet onderschreven – is dat het recht op zelfbeschikking een directe grond vormt voor de morele verantwoording van euthanasie. Dit berust echter op een denkfout: er is geen rechtstreeks verband tussen het recht op zelfbeschikking en de huidige euthanasiepraktijk.
Eerst een verduidelijking. Ik neem hier geen standpunt in pro of contra euthanasie. Mijn standpunt is het volgende: bij zo’n gewichtige kwestie is correct denken van cruciaal belang. Wat ik bekritiseer, is een terugkerend argument dat te simplistisch is om recht te doen aan de complexiteit van het debat. Dit staat los van het aanvaarden of verwerpen van de conclusie van dat argument.
Grenzen aan zelfbeschikking
Er is niet zoiets als een blanco recht op zelfbeschikking. Elke maatschappij legt grenzen op aan de mate waarin de wensen van een individu gerespecteerd dienen te worden, hoe oprecht die ook zijn. Masturberen op het marktplein zoals Diogenes indertijd in Athene, is bij ons uit den boze, en weinigen zullen de notoire casus van Bernd Jürgen Brandes – die zichzelf vrijwillig liet opeten door een kannibaal – interpreteren als een rechtmatig geval van zelfbeschikking, hoe oprecht zijn wens ook was om op deze manier te sterven. Of dichter bij huis: hoe oprecht ik ook een boerka wil dragen op straat, de wet verbiedt mij dat, en daarmee is een duidelijke grens gesteld aan mijn recht op zelfbeschikking.
Men zal tegenwerpen dat dit absurde vergelijkingen zijn, dat er allerlei relevante verschillen zijn, enzovoort. Exact, dat is precies het punt. Een abstract geformuleerd recht op zelfbeschikking zegt niets over de invulling van dat recht in specifieke gevallen. De cruciale vraag is: waar begint en waar eindigt het recht op zelfbeschikking, en aan welke kant van die grens valt euthanasie? Een louter appel aan het recht op zelfbeschikking zelf levert geen antwoord op die vraag, en vooronderstelt precies datgene wat beargumenteerd moet worden: dat euthanasie een rechtmatige vorm van zelfbeschikking is. Voor die rechtmatigheid moeten andere gronden aangedragen worden, en het is precies hier dat ook het onderscheid tussen fysiek en psychisch lijden pertinent wordt, zoals al vaak benadrukt is.
Institutionalisering
Er is bovendien een tweede aspect van de euthanasiepraktijk die het verband met zelfbeschikking verder compliceert, met name de institutionalisering ervan. Er is een niet-triviale stap tussen het onderschrijven van de rechtmatigheid van een bepaalde vorm van zelfbeschikking enerzijds, en de institutionele verankering ervan anderzijds. Stel dat ik koste wat kost seks wil hebben. Er is niemand die mij kan verbieden op zoek te gaan naar een welwillende seksuele partner. Er is ook niemand die anderen kan verbieden mij daarbij te helpen. Maar geen van beide overwegingen – die gegrond zijn in het recht op zelfbeschikking – leidt tot de conclusie dat er een institutioneel kader geïnstalleerd moet worden dat erin voorziet mijn wens te vervullen. Of men daar nu voor of tegen is, bijkomende overwegingen zijn nodig. Hetzelfde onderscheid kunnen we maken voor het levenseinde. Er is een groot verschil tussen het recht van het individu om zijn of haar doodswens tot uitvoering te brengen en het eventuele recht van anderen om daarbij te helpen enerzijds, en het inrichten van een institutioneel kader dat voorziet in de vervulling van deze wens anderzijds. Met dat laatste is de extra stap gezet van het onderschrijven van een bepaald geval van zelfbeschikking naar een bijkomende positieve bekrachtiging en ondersteuning ervan door de maatschappij, die daarmee de verantwoordelijkheid voor het vervullen van de wens van het individu overneemt. Deze extra bekrachtiging kan niet gemotiveerd worden door een louter appel aan het recht op zelfbeschikking. Er is extra argumentatie nodig om aan te tonen dat het gaat om een geval van zelfbeschikking dat zodanig fundamenteel is dat een dergelijke institutionalisering wenselijk en gerechtvaardigd is.
Conclusie
In het euthanasiedebat wordt vaak de indruk gewekt dat een loutere erkenning van het recht op zelfbeschikking rechtstreeks leidt tot een verantwoording van de huidige euthanasiepraktijk. Dat klopt niet: het recht op zelfbeschikking levert geen adequate morele basis voor euthanasie, en posities pro en contra kunnen niet herleid worden tot een eenvoudig aanvaarden of verwerpen van dat recht. Het recht op zelfbeschikking vormt slechts één van de vele morele factoren die relevant zijn voor een verantwoording van euthanasie, en het is enkel door deze factoren in hun complexe samenspel te beschouwen dat men in dit debat een weloverwogen standpunt kan innemen. Hoe beladen deze kwestie ook is, dat mag ons niet beletten om de complexiteit ervan onder ogen te zien, en met die complexiteit aan de slag te durven gaan. We kunnen er als maatschappij alleen maar beter van worden.
iemand uit zijn lijden verlossen
LikeLike
Kan er sprake zijn van “recht op zelfbeschikking” bij een psychiatrische patiënt met een vraag naar euthanasie wanneer die patiënt voorafgaand door het gebruik van anti-depressiva en/of in combinatie met anti-psychotica zijn eigen hersenstructuur vernietigt heeft ? Anti-depressiva grijpen aan op de witte stof van de hersenen en de hippocampus. Het gemediatiseerd euthanasieproces waarbij aangeklaagde dokters en hun advocaten nu triomferen heeft mijn inziens duidelijk gemaakt dat de oorzaak niet aangepakt wordt, in tegendeel. Ik werkte veertig jaar in de psychiatrie. Ik weet wat een depressie is, hoe ze ontstaat en welke “therapie” de “evidence-based-medicine” gebruikt. Psychiaters hebben aan de universiteit geleerd dat depressie een ziekte is die in het hoofd ontstaat en dat anti-depressiva de remedie zijn. Ondertussen weten diezelfde psychiaters zeer goed wat de gevolgen zijn bij de toediening van anti-depressiva en anti-psychotica, maar door gebrek aan kennis en de macht van de farma-industrie hebben zij geen alternatief. Suicidaliteit en agressie naar zichzelf- of anderen toe is inherent aan het gebruik van anti-depressiva. De waarheid rond depressie gaat de laatste decennia eigenlijk over het laten van onze gezondheid aan een winstoogmerk (farma-industrie) die mensen afhankelijk maakt en hen daadwerkelijk ontkracht.
Euthanasie bij psychisch lijden toont m.i. duidelijk “het failliet” aan van het psychiatrisch therapeutisch model. De wet van oorzaak en gevolg. Patiënten worden via hun therapie vergiftigd, de dood ingejaagd en psychiaters, advocaten en mean-stream media voeren dan een schijnheilige komedie op.
LikeLike