AUTEUR: Thomas Rotthier
THEMA: Klimaat, Economie
OPMERKING: Dit is een longread. Leestijd: 20 min.
Het was ontroerend om zien voorbije donderdagen (10, 17 en 24 januari 2019), het enthousiasme en de branie van de vele jonge klimaatbetogers in Brussel. Dat een strijd voor een beter milieu en een veiliger klimaat zoveel passie kan losweken bij jongeren is opmerkelijk en hoopgevend[1].
De klimaatbetogingen hebben een enorm positief potentieel. Ze kunnen jongeren belangrijke dingen leren over politiek, engagement en activisme. Ze kunnen bovendien nieuwe ideeën uitwisselen over effectief klimaatactivisme.
Toch loeren er valkuilen om de hoek. Het klimaatprobleem is een complex vraagstuk met allerlei economische, sociale, technologische en – uiteraard – ecologische dimensies. Die moeten in hun samenhang gezien worden. Bovendien is het klimaatdebat sterk geideologiseerd zowel bij rechts – waar klimaatscepsis steeds vaker begint op te duiken – als bij links/groen – waar sommige oplossingen zoals kernenergie nog steeds taboe zijn.
Het is verleidelijk om te blijven hangen in het ietwat romantische beeld van de ‘moedige activisten’ die op de barricaden springen om de ‘schuldige politici’ ter verantwoording roepen. Toch is het net zo belangrijk om verder na te denken over wat nu effectief klimaatbeleid is. Er is een diepgaander debat nodig over wat de meest aangewezen strategieën en maatregelen zijn, zodat afleidingen en schijnoplossingen van het toneel verdwijnen. Het is niet zo – zoals soms wordt gezegd – dat ‘de oplossingen al klaarliggen’ en we reeds perfect weten hoe we de energietransitie moeten vormgeven en realiseren.
Om die reden wil ik een aantal suggesties geven aan klimaatactivisten, jong en oud, als stimulans voor het klimaatdebat. Wat volgt zijn enkele inzichten en vuistregels die ik aanreik op basis van de boeken en artikels die ik over dit complexe onderwerp heb gelezen. Ik hoop dat ze tot een prikkelend en open debat over klimaat kunnen leiden.
-
Focus niet alleen op België, maar kijk internationaal.
Het klimaatprobleem is mondiaal. We kunnen het wereldwijde CO2-probleem als een boom met vele takken en twijgjes zien. Elk land is daarbij een tak of een twijgje. Om de boom efficiënt te snoeien, moeten we dus eerst naar de grote takken kijken.
Een simpele blik op de cijfers toont dat België een ‘twijgje’ is. Hoewel de uitstoot per capita (per ‘gemiddelde’ Belg dus) groot is, is de totale uitstoot vrij klein, omdat we met weinig zijn. In 2016 stootten alle Belgen tezamen 97 miljoen ton CO2 uit. Dat is ongeveer 0.25% of 1/400ste van de wereldwijde uitstoot.
Vergelijk dit met China dat ongeveer 30% uitstoot. Ook de Verenigde Staten (15%) en India (7%) behoren tot de ‘grootuitstoters’. Daar is effectieve klimaatactie het hardst nodig.
Om een goed zicht te krijgen op het klimaatprobleem zijn data en cijfers van essentieel belang. De onderstaande diagram is bijvoorbeeld erg verhelderend. Ze toont dat Azië het continent is met de grootste CO2-uitstoot (17 miljard ton) ondanks het feit dat Aziaten per persoon bijna 5 keer minder uitstoten dan de gemiddelde Amerikaan en 2 keer minder dan de gemiddelde Europeaan. Op de site van Our World In Data (Energy) en in het zeer informatieve boekje De Energietransitie van Marco Visscher, kan je nog meer nuttig cijfermateriaal vinden.
Een van de praktische vraagstukken is vervolgens: hoe kunnen we het internationale forum als burger of expert het meest beïnvloeden? Hierop is geen eenvoudig antwoord te verlenen, maar we kunnen vertrekken van een stappenplan. De eerste stap is om zelf goed geïnformeerd te zijn. De boeken en sites die in verderop aan bod komen zijn volgens mij een goed vertrekpunt. Vervolgens is het de taak van gewone burgers, experts en opiniemakers om die informatie over klimaat, energie en mogelijke oplossingen gemeengoed te maken. Dit kan in Vlaanderen, maar ook over de grenzen heen door in het Engels te schrijven. Nieuwe kwalitatieve internetmedia bieden een mooie kans om goede informatie snel te verspreiden. De derde stap kan zijn om contacten te leggen met politieke vertegenwoordigers, kabinetten of lobbyisten om ideeën uit te wisselen. Dit is zowel nuttig op het nationale als het internationale (in de EU, VN) niveau. De laatste stap is de moeilijkste, maar ook de meest lonende.
2. Maak een onderscheid tussen klimaat en milieu
Vaak wordt de klimaatdiscussie en de discussie over het milieu met elkaar vermengd. Dit zijn echter twee verschillende dingen. Bepaalde maatregelen kunnen heilzaam zijn voor het milieu zonder dat ze veel helpen tegen klimaatopwarming. Het verminderen van plastic afval, het kopen van elektrische wagens en consuminderen zijn goede milieumaatregelen, maar de impact van zo’n ingrepen op het klimaat is klein of verwaarloosbaar, zeker als slechts een fractie van de bevolking ze doorvoert (zie Punt 3).
Het voordeel aan milieumaatregelen, zoals meer bebossing, is dat ze een direct zichtbaar en lokaal effect hebben. Dat maakt dat het draagvlak ervoor veel gemakkelijker kan verworven worden.
3. Denk verder dan de versobering van levensstijl
Klimaatactivisten vinden het ‘walk the talk’-principe belangrijk. Dit wil zeggen dat je zelf moet proberen je directe en indirecte CO2-uitstoot zoveel mogelijk te beperken. Als je vaak het vliegtuig neemt, vlees eet of overal met de auto naartoe gaat, ben je hypocriet en dus niet geloofwaardig.
Het nadeel hiervan is dat dit op de duur een wedstrijd om morele puurheid wordt. De discussie wordt verengd tot de vraag: wie leeft er consequent en wie is er hypocriet? Op die raken we afgeleid van de enige vraag die er werkelijk toe doet: welke maatregelen tegen de klimaatopwarming zijn voldoende effectief en welke niet?
Als we even nadenken, is het makkelijk in te zien dat individuele gedragswijzigingen geen fundamentele oplossing zijn. Hoe je het ook draait of keert, consuminderen zal niet volstaan*. Het zal enkel iets uithalen als honderden miljoenen mensen – en met name het welvarende deel van de wereld – deze ascetische levensstijl zullen overnemen. Het ziet er niet naar uit dat deze grote verandering in levensstijl in de nabije toekomst zal gebeuren. En zelfs als het wel zou gebeuren zou de CO2-uitstoot niet voldoende verminderen om uit de gevarenzone te komen. We zouden dan nog steeds ons energiesysteem koolstofarm moeten maken.
Er zijn twee mogelijke uitzonderingen op deze regel: vlees eten en vliegen. Hoewel er discussie is over hoeveel CO2 je bespaart door minder of geen vlees te eten, is het wel duidelijk dat de veeteelt een grote impact heeft op de opwarming. Veel bossen sneuvelen om plaats te maken voor graasland voor koeien. Een groot deel van de landbouwproductie is bedoeld om als veevoer te dienen, wat nog meer landbouwoppervlakte inneemt. Bovendien stoten koeien ook veel methaan uit, een zeer krachtig broeikasgas. Het is niet uitgesloten dat overheden in de toekomst vlees zwaarder zullen belasten of de veeteeltsector stapsgewijs zullen inkrimpen. Die maatregelen hebben meer kans als het draagvlak om de vleesconsumptie te verminderen groot is.
Dezelfde redenering gaat op voor vliegen. Elke vlucht stoot veel CO2 uit en economen voorspellen dat het aantal vluchten nog sterk zal toenemen. Veel mensen lijken echter bereid om wat minder te vliegen en om een vliegtaks te aanvaarden. Tegelijk moet er ook ingezet worden op onderzoek en ontwikkeling naar brandstoffen die vliegen klimaatvriendelijker kunnen maken (bvb. biobrandstoffen).
*Een aantal vormen van consuminderen of bewust consumeren zijn uiteraard wel nuttig om milieuvervuiling te verminderen. Het gebruiken van duurzame drinkflessen in plaats van plastic flessen bijvoorbeeld. Een elektrische fiets gebruiken is beter voor de luchtkwaliteit. Als mensen al die zaken doen, ontstaat desalniettemin een gevaar dat men denkt ‘al genoeg te doen voor het milieu/klimaat’. (Zie ook Punt 2: mensen vermengen milieu en klimaat vaak alsof het één en hetzelfde probleem is.)
4. Denk als een klimaateconoom.
Er zijn twee manieren om het klimaatprobleem te bestrijden: door een vermindering van de uitstoot, oftewel mitigatie, of door aanpassingen aan de bestaande infrastructuur, adaptatie. De functie van adaptatie is om ons te beschermen tegen de gevolgen van de opwarming.
Mitigatie kan door het overschakelen op koolstofarme energiebronnen zoals zon, wind, kernenergie, biomassa, geothermische energie, … Een andere methode is het creëren van koolstofputten (Eng. carbon sinks). Dit zijn natuurlijke of kunstmatige reservoirs die CO2 uit de lucht halen en ‘opslaan’. Het is dus een vorm van koolstofopslag (Eng. carbon sequestration). Een bos is een typisch voorbeeld, maar ook graslanden, venen en oceanen slaan een belangrijk deel van de CO2 in de lucht op[2]. Een bekend voorbeeld van kunstmatige koolstofopslag is CCS oftewel carbon capture and storage. Hierbij wordt CO2 die vrijkomt bij het verbranden van aardgas afgevangen en opgeslagen. Hierdoor komt ze dus niet terecht in de atmosfeer. Deze techniek staat evenwel nog niet volledig op punt.
In het publieke debat wordt voornamelijk gefocust op mitigatie. Maar het is net zo belangrijk om na te denken over aanpassingen omdat sommige effecten van de klimaatopwarming er sowieso zullen komen, wat we ook doen. België zal meer periodes van droogte, zwaardere stormen en een stijging van de zeespiegel… ondergaan.
Een voorbeeld van een adaptatie is een boer die overschakelt op een ander gewas dat meer resistent is tegen droogtes en hogere temperaturen. Andere mogelijkheden zijn het bouwen van dijken, het bouwen van stevigere woningen die bestand zijn tegen stormen of een slimmere ruimtelijk ordening (bvb. niet meer in laaggelegen kustgebieden bouwen).
Het voordeel van adaptatie ten opzichte van mitigatie is dat ze direct werkzaam is op de plaats waar ze wordt uitgevoerd. Dat maakt dat er gemakkelijk publiek draagvlak voor te vinden zal zijn. Anderzijds heeft adaptie ook weer nadelen. Het is moeilijk in te schatten tot welke adaptaties we in de relatief verre toekomst (bvb. in 2050 of 2080) in staat zullen zijn. Zullen we erin slagen om zeewater op een betaalbare manier te ontzilten? Zullen we woestijnen kunnen omvormen tot vruchtbaar land? Zullen we in staat zijn om steden af te koelen als er verzengende hittegolven komen? Dit zijn allemaal open vragen.
Een ander nadeel van adaptaties is dat ze gevaarlijke feedbackloops niet voorkomen. Als de CO2-uitstoot in deze eeuw te hoog blijft, zou de permafrost in Siberië grotendeels kunnen smelten. In dat geval zou er een enorme ‘methaanbom’ ontsnappen die de wereld snel op weg zet naar mogelijk 6 à 7 °C opwarming. Wetenschappers zijn het erover eens dat de planeet in dat geval quasi onleefbaar zou worden voor de menselijke soort. Dus we hebben niet de luxe om te kiezen voor enkel adaptatie of enkel mitigatie. We moeten beide strategieën volgen.
Wie meer wil weten over adaptatie en mitigatie kan ‘William Nordhaus’ eens googlen. Deze klimaateconoom kreeg in 2018 de Nobelprijs voor de economie. Zijn boek The Climate Casino (2015) is toegankelijk geschreven en handelt over de verschillende trade-offs en risico’s die we moeten afwegen in een opwarmende wereld. (zie ook Punt 10)
5. Beschouw fossiele brandstoffen niet als ‘des duivels’
Veel klimaatactivisten viseren de fossiele brandstoffenindustrie en hanteren het credo ‘laat de vervuilers betalen’ (‘let the polluters pay!’). In de V.S. en elders worden oliebedrijven voor de rechtbank gedaagd om monsterboetes te betalen voor vervuiling, uitbuiting van arbeiders in ontwikkelingslanden en het langdurig verzwijgen van het klimaatprobleem in de jaren ’70-’80.
De aanklachten zijn terecht. De ontginning van fossiele brandstoffen is vaak met uitbuiting gepaard gegaan. Bovendien zijn er als gevolg van nalatigheid rampen geweest die enorme milieuschade hebben aangericht. Denk maar de olielekken Nigeria (Shell), Exxon Valdez en Deepwater Horizon. De verantwoordelijke oliebedrijven hebben hier terecht monsterboetes voor gekregen.
Ondanks deze donkere zijde zijn fossiele brandstoffen ook een zegen geweest voor de mensheid. Dit is iets wat waar weinig mensen nog bij stilstaan. Vooral mensen in welvarende landen zijn zo gewoon geraakt aan het feit dat er altijd stroom door het stopcontact komt dat ze zich niet kunnen voorstellen hoe het was (of is) om zonder elektriciteit te leven. Fossiele brandstoffen hebben 200 jaar geleden de overgang van een landbouwsamenleving naar een industriële samenleving mogelijk gemaakt. Zoals Steven Pinker terecht vaststelt heeft de ‘industriële revolutie de levensverwachting in de ontwikkelde landen verdubbeld en de welvaart vertwintigvoudigd. Nu ook de ontwikkelingswereld industrialiseert, ontsnappen miljarden mensen dankzij fossiele brandstoffen op hun beurt aan de armoede.’
Om die redenen is het misleidend om te zeggen dat ‘100 bedrijven verantwoordelijk zijn voor 71% van wereldwijde uitstoot’[3]. Daarmee wordt de blik enkel gericht op de aanbodzijde terwijl de vraagzijde net zo belangrijk is. De fossiele brandstoffen die deze bedrijven produceerden hebben talloze mensen energie geleverd, waarmee ze hun levensstandaard konden verbeteren. Zonder die energie was het leven voor de meeste mensen nog altijd armoedig, bruut en kort, net zoals in het pre-industriële Ancien Régime.
Of we het nu leuk vinden of niet: de wereldeconomie is sterk afhankelijk van de fossiele brandstoffenindustrie. Als deze bedrijven in sneltempo in de problemen zouden komen (bijvoorbeeld door massale desinvestering) terwijl er nog geen alternatief, koolstofarm energiesysteem is opgebouwd, kan dit voor zware economische schokken zorgen. Die kunnen op hun beurt voor massale werkloosheid en politieke instabiliteit leiden.
Dit wil uiteraard niet zeggen dat we fossiele bedrijven met zijden handschoentjes moeten aanpakken, maar wel dat we weloverwogen trade-offs moeten maken.
6. Bekijk ook zon en wind met een kritische blik
Zon en wind werden de voorbije 10-15 jaar vaak voorgesteld als goedkope en schone energiebronnen. Maar dit beeld moet worden bijgesteld. De Energiewende in Duitsland heeft de keerzijde getoond van een transitie waarin voornamelijk wordt ingezet op zonne- en windenergie. De eerste pijnlijke vaststelling is dat de CO2-uitstoot van Duitsland de laatste zeven jaar nauwelijks gedaald is[4], ondanks het feit dat de overheid meer dan 500 miljard euro investeerde in zon en wind. De tweede vaststelling is dat de elektriciteitsprijs met 50% is gestegen. De verklaring hiervoor is dat zon en wind onbetrouwbare energiebronnen zijn. Ze vergen een back-up in de vorm van gas-, waterkracht- of steenkoolcentrales wanneer de zon niet schijnt of de wind niet waait. Duitsland zag zich gedwongen om steenkool te gaan stoken om in deze back-up te voorzien. Dit vergde dus nieuwe investeringen en zorgde natuurlijk ook voor extra CO2-uitstoot.
De hoop voor de toekomst is dat de fossiele back-up voor zon en wind niet langer nodig zal zijn zodra we grote hoeveelheden energie kunnen opslaan in batterijen. Maar de opslagcapaciteit van de huidige batterijen is helaas ontoereikend. De milieujournalist Marco Visscher berekende bijvoorbeeld dat er ongeveer een miljard Tesla Power Walls – momenteel de beste batterijen op de markt – nodig zouden zijn om een maand groene stroom op te slaan voor gans Nederland. Het kostenplaatje daarvoor zou 6500 miljard euro bedragen… De batterijen van de toekomst zullen meer opslagcapaciteit hebben, maar ze moeten pakweg met een factor 100 verbeteren om dit schaalprobleem op te lossen.
7. Denk aan het draagvlak (en aan de gele hesjes)
Het draagvlak voor ingrijpende klimaatmaatregelen in een welvarend land als België is vrij groot maar tegelijkertijd ook fragiel. Dit heeft verschillende redenen. Ten eerste is elke beleidsverandering die grote fiscale gevolgen heeft riskant. Dit geldt a fortiori in een land als België waar de belastingdruk op de middenklasse behoorlijk hoog is. Te veel ecobelastingen kunnen het draagvlak voor klimaatbeleid als sneeuw voor de zon doen smelten.
De transitie naar een CO2-neutrale energie mag de levensstandaard van kwetsbare groepen (de armen, de middenklasse) niet verlagen. De gele hesjes-beweging is een waarschuwingssignaal dat klimaatactivisten niet mogen negeren.
Een mogelijke oplossing is een ‘groene tax shift’ waarbij de belastingdruk wordt verschoven van arbeid naar vervuilende consumptie. Zo hoeven netto de belastingen voor de armen en de middenklasse niet omhoog te gaan. Als men bijkomende sociale correcties invoert voor armen kunnen nieuwe gele hesjesbewegingen op die manier voorkomen worden.
Naast de binnenlandse fiscale context is er ook een internationale context die het draagvlak kwetsbaar maakt. Het klimaatprobleem is in essentie een tragedy of the commons-probleem[5]. Alle landen ter wereld moeten elk een offer doen om de globale schade van de uitstoot te beperken. Als een land de beloofde inspanningen levert om CO2-neutraal te worden, is er echter geen enkele garantie dat het daardoor (beter) beschermd is tegen de gevolgen klimaatopwarming. Dat hangt af van hoe trouw de andere landen hun inspanningen leveren. Het voordeel van mitigatie is uitgespreid over alle landen en daardoor ‘verdund’.
In dit soort scenario’s is er altijd een risico op freerider-gedrag. Sommige landen kunnen besluiten om weinig of niks aan hun CO2-uitstoot te doen, omdat ze denken dat de gevolgen van de opwarming zullen meevallen of omdat ze erop rekenen dat de inspanningen van alle andere landen zullen volstaan om uit de gevarenzone te blijven. In dat geval zullen België en andere landen bedrogen uitkomen als ‘brave leerlingen’ die vele miljarden heeft uitgegeven aan het klimaat. Als Belgische burgers zien dat andere landen hun voeten eraan vegen zullen ze niet langer het nut inzien van de Belgische inspanningen. Het zal dus zaak zijn om de druk op grote uitstoters als China, de V.S. en de groeilanden hoog te houden.
Gelukkig is ondertussen het Klimaatakkoord van Parijs (2015) gesloten tussen 200 landen. Dat is precies bedoeld om een oplossing te bieden voor de tragedy of the commons. Doordat zowat alle landen beloftes deden om hun broeikasgassen te verminderen, kunnen ze voortaan erop aangesproken worden als ze te veel treuzelen. Toch is het belangrijk om waakzaam te blijven. In de toekomst zullen China en de V.S. – momenteel de grootste uitstoters – onderlinge afspraken moeten maken om hun uitstoot samen te verminderen (bvb. door het invoeren van een universele koolstoftaks), zodat geen van beiden een concurrentieel nadeel lijdt. Als deze twee economische reuzen hun beste beentje voor zetten kan dit een boost geven aan het draagvlak voor mitigatie in de rest van de wereld.
China is momenteel tegelijk een goede en een slechte leerling. Het land investeert massaal in hernieuwbare energie en in nieuwe kerncentrales. Anderzijds blijft de consumptie van steenkool torenhoog in China, hoewel ze de voorbije jaren wel is afgevlakt. De V.S. langs de andere kant is erin geslaagd om zijn CO2-emissies te doen dalen. Dit is vooral het gevolg van de schaliegasrevolutie. Gas stoot immers minder CO2 uit dan olie of steenkool. Daarnaast investeren staten zoals California ook in zonne- en windenergie. Of de V.S. in de toekomst hoge klimaatambities zal hebben zal afhankelijk zijn van wie de komende presidenten zullen zijn. Het spreekt vanzelf dat dit best een Democraat is aangezien de meeste Republikeinen schaamteloze klimaatontkenners zijn.
8. Vermijd doemdenken en apocalyptische taal.
Veel jongeren (en volwassenen) hebben angst voor wat er nog zal volgen. Die is begrijpelijk aangezien de klimaatopwarming wereldwijd een negatieve impact zal hebben als we ons. Dit zal nog meer het geval zijn als we ons niet goed voorbereiden en niks doen aan de CO2-uitstoot. Sommige jongeren vrezen dat er binnen 30-40 jaar massaal doden zullen vallen omdat ze denken dat Vlaanderen zal zijn ondergelopen zijn. Zulke doemscenario’s worden door geen enkel klimaatmodel voorspeld en zijn dus echt overdreven.
Wat betreft België is het waarschijnlijk dat de schade door het klimaat in België relatief beheersbaar zal blijven. Er zullen meer en langere droge periodes zijn, het aantal hittegolven zal toenemen en het zeepeil zal mogelijk een meter stijgen. Stuk voor stuk ernstige uitdagingen. Maar dit zijn geen absolute doemscenario’s: de kans is groot dat een welvarend land als België de nodige aanpassingen (dijken, ontzilting van zeewater, beter watermanagement…) zal kunnen doen. Die aanpassingen zullen wel miljarden kosten en wegen op de economie.
Voor andere landen ziet de situatie er veel benarder uit. De laaggelegen eilanden in de Stille Oceaan zullen wellicht deze eeuw nog overstromen. De miljoenen mensen die er wonen zullen geëvacueerd moeten worden. Ook een land als Bangladesh bevindt zich in de gevarenzone. Een groot deel van de kuststrook zal waarschijnlijk onderlopen, met grote vluchtelingenstromen tot gevolg. Door goed geplande evacuaties en het bouwen van dijken kunnen de gevolgen verzacht worden, maar dat zal grote en dure inspanningen vereisen.
Het feit dat België gespaard blijft van de ergste gevolgen maakt dat mitigatie op Belgisch niveau (het verminderen van de eigen CO2-uitstoot) vooral gemotiveerd is vanuit altruïsme. We tonen hiermee aan andere landen dat we solidair zijn en ons steentje willen bijdragen. Het is dus belangrijk om in te zien dat het verminderen van onze uitstoot niet bedoeld is om onszelf te beschermen tegen de negatieve gevolgen van opwarming. (Wat op zijn beurt het draagvlak voor dure en verregaande mitigatie fragiel maakt zie Punt 7).
Hoe dan ook heeft het geen zin om apocalyptische beelden te schetsen over de toekomst. Hiervoor zijn verschillende redenen. Ten eerste zijn er zodanig veel onbekenden over de toekomst[6] (zoals toekomstig klimaatbeleid, technologische ontwikkeling, adaptatiemogelijkheden) dat voorspellen puur nattevingerwerk wordt. Bovendien zullen overdreven doemvoorspellingen de geloofwaardigheid van de waarschuwers aantasten. Als ze niet uitkomen halen sceptici hun gram en winnen ze aan aanhang. Tot slot kunnen te veel angstaanjagende waarschuwingen zowel tot afstomping als tot fatalisme leiden. In dat geval zullen veel mensen helemaal niet in actie schieten omdat ze denken dat het toch hopeloos is.
9. Temper het zondebokinstinct
Er valt heel wat aan te merken op het Belgisch beleid op vlak van milieu, klimaat en energie. Vlaams minister van Milieu Joke Schauvliege vertoonde zelden grote ambities als het over milieu en klimaat gaat. Ze kaatste de bal vaak terug naar de burger die wat korter zou moeten douchen of een wollen trui dragen. Het energiebeleid in België is ook een zootje, mede door de jarenlange controverse rond de kernuitstap. De politiek heeft hier nog steeds geen knopen doorgehakt.
In de internationale context is er ook vertraging in het klimaatbeleid door het feit dat de fossiele industrie miljarden dollars spendeert aan lobbying in Washington en Brussel. Ongetwijfeld zijn er veel politici die hun oor laten hangen naar deze lobbyisten of er minstens door worden beïnvloed. Klimaatactivisten zullen dus logischerwijs wijzen naar lakse politici en hebzuchtige fossiele bedrijven als hoofdoorzaak van het probleem.
Het is verleidelijk om het klimaatprobleem te zien als een strijd tussen goed en kwaad, tussen moedige activisten en gewetenloze oliebedrijven. Toch is het verhaal genuanceerder als je naar het volledige plaatje kijkt. De wereld vandaag is moeilijk in te denken zonder fossiele brandstoffen. Waarom zijn ze zo belangrijk geworden voor de wereldeconomie? Niet omdat oliebedrijven een sluw masterplan hebben bedacht om ons afhankelijk van hen te maken. De voornaamste oorzaak is dat de grote energievraag in de wereld. Voldoende energie ter beschikking hebben is immers noodzakelijk om een menswaardig leven te kunnen leiden. Iets wat mensen in arme- en middeninkomenlanden overigens maar al te goed beseffen. (zie Punt 5)
Tot nog toe zijn olie, steenkool en gas de bronnen die het best in de wereldwijde energiebehoefte kunnen voorzien. Naast de evidente milieunadelen hebben ze immers ook belangrijke voordelen: ze zijn relatief goedkoop, gemakkelijk te ontginnen en in overvloed aanwezig[7]. Ze hebben bovendien ook een grote energiedichtheid. In een olievat of een ton steenkool zitten massa’s (chemische) energie opgeslagen, veel meer dan in de sterkstse batterijen van dit moment.
Het gevolg is dat ongeveer 85% van de wereldwijde energie wordt gehaald uit fossiele brandstoffen. We gebruiken ze voor de productie van staal, aluminium, cement, papier en kunstmest. Olie zit overal in: in onze kledij, in plastic, in geneesmiddelen, in laptops… De energietransitie naar een fossielvrije samenleving is dus intrinsiek een loodzware opdracht.
Het gaat dus niet op om te zeggen dat het klimaatprobleem enkel een probleem is van politieke wil. Elke beslissing om de productie te ‘decarboniseren’[8] heeft een economische en/of fiscale kost. Een minister moet telkens de belangen van verschillende maatschappelijke groepen afwegen. Hij of zij kan niet ‘allin gaan’ op het klimaat en al de rest vergeten.
10. Pleit voor een universele koolstoftaks
De atmosfeer is een typisch voorbeeld van een publiek goed. Iedereen op deze planeet kan ervan genieten zonder ervoor te betalen. Ze vormt een beschermende deken die die ons beschermt tegen dodelijke kosmische straling. Bovendien bevat ze voldoende zuurstof (voor ons) en CO2 (voor de planten) om ons in leven te houden. Ze zorgt er tevens voor dat de gemiddelde temperatuur op deze planeet leefbaar blijft. Het probleem is dat de atmosfeer relatief dun en fragiel laagje is. Als de samenstelling een beetje verandert kan ze haar beschermende eigenschappen beginnen verliezen. Zowel het gat in de ozonlaag als de klimaatverandering zijn het gevolg van een verandering in de samenstelling van de atmosfeer (resp. meer CFK’s en meer CO2).
Publieke goederen lopen altijd het risico dat de individuen die ervan gebruik maken er schade aan toebrengen. Elk van ons berokkent iedere dag een heel klein beetje schade aan de atmosfeer. Meestal doen we dat ongewild en zonder dat we erbij, gewoon doordat we energie consumeren. Als individu behalen we een voordeel (we hebben licht en verwarming, we arriveren op onze bestemming, …) terwijl de schade die we toebrengen onmeetbaar klein is. Als 7.6 miljard mensen echter hetzelfde doen, stapelt de schade zich op. Het klimaat begint langzaam maar zeker warmer en grilliger te worden.
De schade die individuen, bedrijven of staten aan een publiek goed berokkenen noemen economen een ‘ negatieve externaliteit’. De schade is ‘extern’ omdat ze buiten de controle van de markt valt (=marktfalen). De markt plakt immers geen prijskaartje op het uitstoten van CO2, het is volkomen gratis.
Klimaatopwarming vormt een bijzonder verraderlijke externaliteit. Ten eerste omdat ze globaal is. Het effect ervan is uitgespreid over de hele aarde en de hele wereldbevolking. CO2 trekt zich niks aan van landsgrenzen. Vergelijk dit met roetvervuiling dat vooral lokaal is. Roet heeft niet de mogelijkheid om ver te reizen. Daarom is een lokale ingreep, roetfilters op dieselwagens bijvoorbeeld, de meest aangewezen oplossing.
Het feit dat klimaatopwarming een globale externaliteit is, maakt dat nationale overheden en marktmechanismen er moeilijk vat op krijgen. In die zin is klimaatopwarming vergelijkbaar met andere globale problemen, zoals cyberoorlogen, terrorisme en het gat in de ozonlaag.
Om zulke problemen op te lossen is het zaak om de externaliteit terug te ‘internaliseren’, dit wil zeggen terug onder controle te brengen van marktmechanismen. De meest efficiënte manier om dat te doen is door een taks te heffen. Een belangrijk voordeel van zo’n koolstoftaks is dat ze mensen direct de nodige informatie geeft over CO2-afdruk van het product dat ze kopen. Ze hoeven niet meer op internet te zoeken wat nu de meest CO2-vriendelijke voeding of kledij is want dit zit dan in de prijs verwerkt. Het meest cruciale voordeel is echter dat een koolstoftaks het concurrentieel voordeel van fossiele brandstoffen teniet kan doen. Hierdoor ontstaat er terug een gelijk speelveld en hoeven hernieuwbare en nucleaire energiebronnen niet langer achterop te hinken.
William Nordhaus beklemtoont dat er een CO2-taks op wereldschaal moet worden ingevoerd. Er zou hierrond een internationaal verdrag moeten komen tussen alle landen. In tegenstelling tot het Klimaatakkoord van Parijs (2015) zouden de afspraken rond een koolstoftaks bindend moeten zijn. Meer nog: landen die niet willen deelnemen moeten volgens Nordhaus economische sancties krijgen.
Het spreekt voor zich dat enorme inspanningen nodig zullen zijn om de wereld zo ver te krijgen. Hoe urgenter de klimaatproblematiek wordt, hoe meer landen onder druk zullen komen om naar daadkrachtige instrumenten te zoeken. Een koolstoftaks heeft intrinsieke voordelen waar beleidsmakers niet kunnen naast kijken. Het is dus niet uitgesloten dat hij er uiteindelijk toch zal komen.
11. Verbeter de wereld: word wetenschapper of beleidsmaker
De econoom Julian Simon was van oordeel dat de belangrijkste grondstof in de wereld niet olie, steenkool of uranium was, maar menselijke vernuft. De neuronen in onze hersenen maken biljoenen verbindingen, wat maakt dat het aantal ideeën dat we kunnen hebben quasi ontelbaar is. Daarbij komt dat breinen kunnen samenwerken en zich onderling specialiseren. Dat verhoogt het probleemoplossend vermogen van mensen op een spectaculaire manier.
Om het klimaatprobleem op te lossen hebben we wellicht het vernuft nodig van miljoenen mensen en dat hoeven zeker niet altijd wetenschappers of technologen te zijn. Ook politici, burgers en activisten zijn nodig om goede strategieën uit te denken. In dit puntje zal ik echter focussen op de rol van wetenschap en technologie.
Tot hiertoe kwam vooral kernenergie als een mogelijke oplossing aan bod. Die is vooral nuttig om de wereld van elektriciteit te voorzien. Maar elektriciteit maakt maar 25-30% van de totale energiebehoefte[9]. CO2-neutrale opwekking van elektriciteit is dus niet voldoende. Sectoren zoals de industrie, landbouw, woningbouw en luchtvaart zullen op lange termijn ook CO2-neutraal moeten worden. Tot nog toe zijn deze sectoren zwaar afhankelijk van fossiele brandstoffen.
Gelukkig zijn er nog een heleboel innovaties mogelijk op al deze terreinen. Dit zijn slechts een paar voorbeelden: energie uit afval, boslandbouw (agroforestry), methaangisterijen, smart grids en zeewierkwekerijen. Een goed vertrekpunt is het boek Drawdown van Paul Hawken. Hierin wordt een heleboel wetenschappelijk onderzoek naar klimaatoplossingen gebundeld in één boek. In totaal gaat het om 100 grootschalige oplossingen met een serieuze impact. Bij elke maatregel wordt vermeld hoeveel gigaton[10] we tussen nu en 2050 zouden kunnen besparen als we ze uitvoeren. Soms leidt dit tot verrassende conclusies. Het terugdringen van voedselverspilling bijvoorbeeld zou volgens Hawken tot een vermindering van 70 gigaton CO2 kunnen leiden.
Bij de berekeningen van Hawken en zijn team horen twee belangrijke nuances. Ten eerste is er een grote foutenmarge op het aantal gigaton CO2 dat een maatregel X of Y zou kunnen besparen. Dit komt mede doordat verschillende factoren met elkaar samenhangen. Als er in 2050 9 miljard mensen zijn in plaats van 9,5 miljard zal de vraag naar voedsel kleiner zijn waardoor de CO2-besparing bij het terugdringen van voedselverspilling minder is dan Drawdown voorspelt. Een tweede nuance is dat de besparingen zich uitstrekken over de periode 2020-2050. In het geval van voedselverspilling is de besparing dus ongeveer 2.3 Gigaton per jaar (70 Gigaton/30 jaar) oftewel ongeveer 6 procent van de huidige wereldwijde uitstoot.
12. Sloop het taboe op kernenergie
In Drawdown zit ook een hoofdstukje over kernenergie. Kernenergie is jarenlang door milieuorganisaties als Greenpeace als een gevaarlijke en vervuilende energiebron afgeschilderd. Maar de laatste jaren klinkt er steeds feller tegengeluid, mede geleverd door milieu-expert en activist Michael Shellenberger. Feit is dat kernenergie op dit moment de enige energiebron is die overvloedige, betrouwbare en koolstofarme energie kan leveren. Ze is bovendien veel makkelijker op te schalen dan energie uit zon en wind. De Nederlandse journalist Arjen Lubach vatte het mooi samen in deze video.
Het klopt dat kernenergie nadelen heeft. Er is het probleem van kernafval. Het probleem van kernafval is echter beheersbaarder dan het klimaatprobleem. Omdat het in speciale vaten wordt opgeslagen is het de enige vorm van afval die niet zomaar in het milieu terechtkomt. Waar men de vaten definitief moet opslaan, is een lastiger probleem. Men denkt volop na om kernafval op te slaan in diepe kleilagen of in zoutmijnen.
Daarnaast is er ook het risico van kernongevallen. Er is altijd een risico op een meltdown. Als de kerncentrale in dichtbevolkt gebied ligt, zoals in Doel, kan een meltdown enorme menselijke en economische schade veroorzaken. De kans op een meltdown is zeer klein, maar niet onbestaande. Na de ramp in Fukushima (2011) zijn de veiligheidsvoorschriften van kerncentrales wel stevig opgeschroefd.
Er zijn ook belangrijke innovaties op komst. Nucleaire ingenieurs in verschillende landen zijn bezig met het ontwikkelen van kleine modulaire reactoren (SMRs) en thoriumreactoren die veiliger zijn en minder afval genereren. Sommige kerncentrales van de vierde generatie zouden zelfs kernafval als brandstof kunnen gebruiken. In China onderzoeken wetenschappers deze mogelijkheid in proefreactoren.
Het kan best zijn dat er geen doorbraken komen of dat kerncentrales van de nieuwe generatie pas over 20 of 30 jaar operationeel kunnen zijn. Dit blijft koffiedik kijken. Momenteel zijn er verschillende pistes die onderzocht worden, wat de kans dat er helemaal niks uit de bus komt verkleint. Hoe dan ook is het een fout om te denken dat technologische doorbraken over 10-20-30 jaar ‘te laat’ zijn. Elke doorbraak tussen nu en 2100 kan het klimaatprobleem verzachten. Volgens de meeste klimaatmodellen is het onwaarschijnlijk dat er in 2040 of 2050 al gevaarlijke keerpunten of ‘tipping points’ zouden ontstaan.
Naast de moeilijke vraagstukken over veiligheid en afval, is er ook het kostenplaatje. De laatste jaren verloopt de bouw van nieuwe kerncentrales in Europa erg stroef. De kostprijs rijst de pan uit voornamelijk door de strenge veiligheidsvereisten. Toch is het opgeven van kernenergie een riskante zet. Het is de meest geschikte technologie om ons naar zero emissions brengen. De technische barrières om zon, wind of andere hernieuwbare energiebronnen op te schalen zijn simpelweg te groot om in de komende decennia op te lossen. (zie Punt 6).
In België zijn er grote financiële en politieke obstakels voor het bouwen van nieuwe kerncentrales. Maar we hoeven ons niet blind te staren op België. Het zou best kunnen dat de V.S. en de economische groeilanden hun steenkool en gas steeds meer gaan vervangen door kernenergie. Met name China en India staan vrij positief ten opzichte van kernenergie en er worden momenteel veel nieuwe centrales gebouwd. De V.S. blijft voorlopig nog achter.
Binnen de EU is Duitsland een felle tegenstander van kernenergie. De Duitsers zetten andere landen aan om zo snel mogelijk een kernuitstap te doen. Mocht het internationaal draagvlak voor kernenergie toenemen zou Duitsland overtuigd kunnen worden om op zijn minst te stoppen met andere landen te pushen tot een kernuitstap. Dit draagvlak zou bijvoorbeeld kunnen vergroot worden door als er burgerbewegingen zouden komen die zich uitspreken voor kernenergie.
Noten
[1] Het verwijt dat deze enthousiaste jongeren spijbelden werd tot vervelens gemaakt. De discussie of deze jongeren nu wel of niet mogen spijbelen is naar mijn gevoel oninteressant en ik zal er daarom ook geen woorden aan vuil maken.
[2] Wat op zijn beurt de pH-waarde van het oceaanwater doet dalen = ‘oceaanverzuring’.
[3] Zoals dit artikel in De Morgen doet.
[4] De Energiewende werd in gang gezet na de nucleaire ramp in Fukushima in 2011.
[5] Het oorspronkelijke concept van de tragedy of the commons wordt in dit artikel helder uitgelegd.
[6] De voorspellingen die klimaatmodellen maken zijn dan weer wel vrij betrouwbaar. Klimaatwetenschappers werken met verschillende scenario’s. Elk scenario vertrekt van een bepaalde jaarlijkse CO2-uitstoot. bvb. 1. Business as usual (geen mitigatie) 2. Parijs 2015-beloften (mitigatie op basis van maatregelen beloofd in Parijs Akkoord van 2015) 3. Het 2°C pad zie ook deze link.
[7] Een paar decennia geleden vreesde men dat de olie op zou geraken en dat de mensheid weldra Peak Oil zou bereiken. Ondertussen is gebleken dat er eigenlijk veel te veel olie en andere fossiele brandstoffen in de grond zitten om opgebruikt te worden. Met de huidige voorraad steenkool bijvoorbeeld kunnen we nog een paar eeuwen voort.
[8] Letterlijk: ‘ontdoen van CO2’. Dit wil zeggen minder of geen gebruik meer maken van fossiele brandstoffen in het productieproces.
[9] In de toekomst zal dit aandeel stijgen naarmate transport (elektrische wagens) en verwarming meer en meer elektrisch wordt aangedreven.
[10] 1 gigaton= 1 biljoen ton = 1.000.000.000.000 kilogram CO2.
Met 1 gigaton CO2 zou je 400.000 Olympische zwembaden kunnen vullen.
Wereldwijd stoot de mensheid ongeveer 38 Gigaton CO2 per jaar uit.