AUTEUR: Thomas Rotthier
THEMA: Politiek
OPMERKING: dit artikel gaat verder op (34) De Grote Chaos: de aantasting van de westerse democratieën. (deel 2)
Deel 3: Trump en de revanche van blank Amerika.
Het succes van Donald Trump kwam niet uit de lucht gevallen. De propaganda van de Republikeinen en haar radicale vleugel, de Tea Party, hadden de weg voor hem bereid. De angsten en het revanchisme van voornamelijk blanke Amerikanen werden op een schaamteloze manier gevoed door Trumps campagne. Hij profileerde zich als de ‘strenge vader’ die het zgn. ‘liberal establishment’ in Washington lik op stuk zou geven en orde op zaken ging stellen.
De woensdagochtend van 9 november 2016 zal velen ongetwijfeld nog lang bijblijven. Door de ochtendradio stroomde het surreële nieuws binnen dat Donald Trump de Amerikaanse presidentsverkiezingen had gewonnen. Van het ene moment op het andere voelde de toekomst grimmig aan voor al wie besefte dat Trump een dreiging voor de democratie in het westen vormde. Met deze schokgebeurtenis kwam de wereld in onbekende wateren terecht.
Nu zeven maanden later is er al heel veel inkt gevloeid over de vraag waarom Trump erin geslaagd is de machtigste leider ter wereld te worden. Zoals met de meeste overwinningen en successen ligt het niet aan één enkele factor. Vaak wordt beweerd dat de Trumpkiezers de ‘verliezers van de globalisering’ vormen. Zijn kiezers hebben te lijden onder het wegkwijnen van de industrie in veel staten, zo luidt het. Voorbeelden van die geplaagde sectoren zijn de auto-industrie in de Rust Belt en de steenkoolindustrie in West-Virginia, Kentucky en Pennsylvania. Een belangrijk deel van deze arbeiders en ex-arbeiders heeft zeker voor Trump gestemd. Toch is hun aantal te klein om het succes van Trump volledig te verklaren. Bovendien bevinden er zich net zo goed verliezers van de globalisering onder de zwarte – en latino-arbeiders, die in meerderheid voor Hillary Clinton hebben gestemd.
Een tweede verklaring is dat Trump veel kiezers in de suburbs en de dunbevolkte delen van Amerika (het zogenaamde fly-over Amerika) heeft kunnen overtuigen. Ze vormen de vergeten delen van Amerika waar veel armoede heerst en de stadjes desolaat en leeggelopen zijn. Deze Amerikanen voelen zich vervreemd van de grootsteden, waarvan de bewoners vaak progressieve, liberale waarden aanhangen. Denk maar aan de miljoenen evangelische christenen uit de Bible belt die de legalisering van abortus en het homohuwelijk afschuwelijk vinden. Deze verklaring snijdt meer hout omdat de Republikeinen er inderdaad zijn in geslaagd om veel Amerikaanse plattelandsbewoners voor zich te winnen. Nieuw is dit echter niet. Mensen op het platteland hangen in meerderheid een conservatieve(re) moraal aan en herkennen zich sowieso meer in de Republikeinse moraal.
Het succes van de Republikeinen is desalniettemin opvallend. Naar mijn oordeel bevinden zeer veel standpunten zich extreemrechts in het politieke spectrum. In geen enkele westerse democratie zijn die standpunten zo salonfähig kunnen worden. De drie extreme ideologieën waarop ze berusten – blank nationalisme, het christenfundamentalisme en radicaal libertarisme – hebben stevige roots in de Amerikaanse geschiedenis (zie deel 1). In tegenstelling tot Europa, waar politiek extremistische stromingen na WO II weinig voet aan de grond kregen, zijn de radicale ideologieën in Amerika sterk gebleven.
De Amerikaanse cognitieve linguïst George Lakoff biedt hier een verklaring voor: de Republikeinse partij is uitstekend in het uitbouwen van een ‘intellectuele infrastructuur’ om haar standpunten te verspreiden. De eerste pijler van die infrastructuur vormen de rechtse commerciële media (Fox, Breitbart) die het Republikeinse wereldbeeld dag in dag uit verspreiden. Rechtse denktanks vormen de tweede pijler. Veel van deze denktanks ontvangen tientallen miljoenen euro’s per jaar van de GOP of van rijke, conservatieve donors. Met dat geld betalen ze hun experts, geven ze studiebeurzen aan rechtse studenten en bouwen ze congrescentra waarin de experts en Republikeinse gelijkgezinden kunnen nadenken over toekomstige beleidsvoorstellen.
Belangrijk hierbij zijn de zogenaamde ‘strategische initiatieven’. Dit zijn beleidsvoorstellen die overkoepelend zijn, zoals voorstellen rond de begroting (zie bijvoorbeeld de 2%-norm waarnaar de NAVO-lidstaten moeten streven in hun defensiebudget). Zo hameren de experts van zulke denktanks vaak op het ‘saneren van de overheidsuitgaven’. Het belang van het saneren wordt door verschillende – zogenaamd neutrale – experts herhaald in de media totdat die these uiteindelijk breed aanvaard wordt door de pers en het publiek. Uit die ontstane consensus over de overheidsuitgaven volgt dan bijna automatisch dat er op vlak van sociale zekerheid (pensioenen, werkloosheidsuitkering, ziekte-uitkering, ….) en op andere domeinen (milieubescherming, onderwijs….) moet bespaard worden. Dit komt de Republikeinen natuurlijk goed uit want zij willen een zo klein mogelijk sociaal vangnet en zo weinig mogelijk regulering. Dit strategisch initiatief slaat dus meerdere vliegen in één klap.
Het allerbelangrijkste element is echter de taal die Republikeinse politici hanteren. Sinds Reagan president werd, hebben de Republikeinen de juiste framing gebruikt – en voortdurend herhaald – om hun ideologieën springlevend te houden. Bij framing gaat het om het subtiel aanreiken van een bundel metaforen of beelden die het gewenste perspectief bieden op een politieke discussie.
Bekende voorbeelden van rechtse framing zijn de uitdrukkingen pro life en tax relief. De uitdrukking pro life heeft een positieve bijklank, terwijl ‘anti-abortus’ een negatieve lading heeft. Iemand die pro life is, staat letterlijk aan de kant van het leven, met name het leven van een ongeboren foetus. Impliciet volgt uit de uitdrukking dat wie niet pro life is (d.i. voorstanders van het recht op abortus) tegen het leven. De conclusie is dan al snel dat abortus moord is. Zo’n positie klinkt al veel minder redelijk en sympathiek.
Tax relief is eveneens een effectieve frame gebleken. Het woord relief (‘opluchting, verlichting’) veronderstelt dat de zware last die op iemands schouders drukt wordt weggenomen. Na verloop van tijd begon de pers en zelfs de Democraten deze term te gebruiken waardoor de impliciete consensus ontstond dat belastingen enkel maar een zware last zijn voor burgers. (In het Nederlandse woord ‘belasting’ zit het woord ‘last’ natuurlijk al verwerkt, wat niet het geval is bij het Engelse begrip ‘tax’).
Het overkoepelende frame van de Republikeinen is dat van het ‘strenge vader’-model (SVM), een model dat door George Lakoff is omschreven. Hij vertrekt van het idee dat mensen zich laten leiden door hun kernwaarden als ze politieke keuzes maken. Om politiek minder abstract te maken modelleren mensen de maatschappij naar hun beeld van het ideale gezin.
In het ‘strenge vader’-model staat de vader aan het hoofd van de familie. Kinderen worden opgevoed tot gedisciplineerde personen door middel van het opstellen van strikte regels. Ongehoorzame kinderen moeten gestraft worden zodat ze hun fouten inzien. De belangrijkste waarden binnen zo’n opvoeding zijn (zelf)discipline en onafhankelijkheid. Die karaktertrekken zijn later noodzakelijk om te kunnen overleven als volwassene in een gevaarlijke, competitieve buitenwereld. Als je je kinderen te veel verwent en ze te onafhankelijk maakt, zullen ze nonchalant, lui en zwak worden. Dit zal hen later parten zal spelen. Door ze met zachtheid op te voeden, doe je hen dus geen plezier, integendeel. Kinderen moeten daarnaast leren hun eigenbelang na te streven en voor zichzelf te zorgen. Als iedereen dat doet, wordt de maatschappij uiteindelijk beter af. Het is dus een streng, patriarchaal model van hoe de ideale familie eruit zou moeten zien.
Op het niveau van de politiek, betekent dit dat de overheid de wet streng moet handhaven, bijvoorbeeld door voldoende blauw op straat en zero tolerance naar kleine en grote criminelen. Bovendien moet de overheid haar burgers (haar ‘kinderen’) beschermen tegen externe vijanden, door een sterk leger te bouwen. De overheid moet geen groot sociaal vangnet bieden. Burgers moeten hun eigen boontjes leren doppen. Als de overheid burgers te veel ‘pampert’ met uitkeringen, krijg je een ondankbaar en lui profitariaat. Als burgers hun eigenbelang nastreven zal de welvaart van het land toenemen. Vaak wordt de beroemde uitspraak van Adam Smith geciteerd in dit verband: ‘Wij krijgen ons avondeten van de slager, de brouwer en de bakker, niet omdat ze ons aardig vinden, maar omdat ruilhandel hun eigenbelang dient.’ Hoewel de economische filosofie van Adam Smith veel rijker en genuanceerder is, vormt dit citaat voor radicale vrijemarktideologen een legitimatie van zelfzuchtig economisch handelen.
Het ‘strenge vader’-model (SVM) vormt dus een legitimatie voor de ideologische pijlers van de Republikeinen: het heilig geloof in de vrije markt en de zelfzuchtige homo economicus als welvaartsmotor, het belang van law and order en repressie, en de felle tegenkanting tegen een – in Amerika al met al bescheiden – verzorgingsstaat. Elke Republikeinse kandidaat voor het presidentschap heeft zich dit frame eigen gemaakt en met behoorlijk veel succes.
Donald Trump belichaamt dit ‘strenge vader’-model net zoals de andere Republikeinse kandidaten dat op hun manier deden. Hij benadrukte bijvoorbeeld dat hij dé law and order -kandidaat was: criminelen moeten streng gestraft worden zoals je ook ongehoorzame kinderen moet straffen binnen het SVM. Ook zijn pleidooi om terroristen genadeloos aan te pakken met waterboarding of andere folteringen, past binnen het SVM. Net zoals een vader zijn kinderen beschermt tegen mensen met slechte bedoelingen, moet ook de president Amerika beschermen tegen terroristen, desnoods met brutaal geweld.
Alle vorige presidentskandidaten hebben het SVM in mindere of meerdere mate gehanteerd in hun campagne. In die zin is Trump dus geen atypische kandidaat. Het feit dat er een hoge partijtrouw is bij Republikeinse kiezers heeft hem dus veel geholpen. Die partijtrouw is hoog omdat de Republikeinen door het SVM kunnen tappen uit drie grote vaten. Ten eerste de christenfundamentalisten die zich herkennen in het SVM. Familiewaarden en het aanvaarden van gezag staan erg centraal bij evangelische christenen. God is immers de ultieme strenge Vader binnen hun geloofsopvatting. Ten tweede de plattelandsbewoners en suburbians. Zij hebben door hun ‘pioniersmentaliteit’ een diep wantrouwen tegenover de overheid. Zij willen liever hun eigen boontjes doppen (bvb. door zich te ‘beschermen’ met wapens). Zij zijn de ‘kinderen’ die hebben geleerd op eigen benen te staan. Tot slot zijn er ook nog de kleine en grote ondernemers. Zij moeten competitief zijn en hun eigenbelang nastreven om te kunnen overleven.
Hoewel Trump dus in belangrijke opzichten past binnen de Republikeinse traditie, zijn er uiteraard ook duidelijke breuklijnen. De opvallendste breuklijn is het creëren van nieuwe, scherpe vijandbeelden tijdens zijn campagne. Het voornaamste brein hierachter is Steven Bannon, een rijke, voormalige Hollywoodproducer die eigenaar is van de nieuwssite Breitbart. Uit een documentaire die hij ooit maakte over het verval van Amerika na de presidentsjaren van Reagan, blijkt dat hij een Manicheïstisch wereldbeeld heeft: de wereld is voor hem een strijdtoneel is tussen krachten van het Goede en krachten van het Kwaad. In deze documentaire wordt zijn wereldbeeld uit de doeken gedaan. Volgens Bannon bedreigen duistere krachten, zoals de radicale islam en immigranten, Amerika in zijn voortbestaan. Het liberal establishment (de Democraten dus) is medeplichtig aan de aftakeling van Amerika door hun te soepele immigratiebeleid en het fnuiken van het ondernemerschap met een hele resem regels. Daaruit besluit Bannon dat dit establishment eerst moet worden weggevaagd. Dit is de reden waarom hij zichzelf een leninist noemt. Het einddoel is dat Amerika terug blanker en grootser wordt.
Trump was de geknipte figuur voor Bannon om als spreekbuis te dienen voor diens blank nationalisme en viscerale haat tegen het politieke establishment. Trump was een ‘onbesmette buitenstaander’, een zakenman en dus geen professioneel politicus. Hij kon ongeremd fulmineren tegen het verraad van de gewone (vooral blanke) Amerikaan door Washington. Bovendien had hij al ruime bekendheid door het programma The Apprentice en zijn vastgoedimperium. De merknaam ‘Trump’ was al stevig gevestigd.
Immigratie en terrorisme werden de dominante verkiezingsthema’s in Trumps campagne. Doelbewust focuste zijn campagne op de etnische angsten die vooral leefden bij blanke Amerikanen. Het was vooral angst voor immigranten en niet zozeer economische angst die kiezers in de handen van Trump dreef. Zoals ik eerder schreef, heeft de grote migratiegolf (vooral vanuit Mexico) van de voorbije decennia en het groeiende aandeel latino’s die onrust en spanningen gevoed. De Trumpcampagne speelde daar gretig op in.
Dit is een opmerkelijk gegeven in een land dat van oudsher trots is op zijn multiculturele identiteit. Voor veel Republikeinen is afgeven op migranten taboe om de evidente reden dat zijzelf of hun kiezers migranten zijn of een (klein)kind van migranten. Niet zo bij Trump, die schaamteloos fulmineerde tegen de Mexicanen (‘verkrachters’, ‘drugdealers’) die massaal de V.S. zouden binnenstromen. Hij voelde die angst bij zijn blanke kiezers goed aan, dat ze in de verdrukking zouden komen als het aantal migranten en moslims in het land zou blijven toenemen. Naast angst voelden de Trumpfanaten ook de wil om terug te vechten en om de ‘liberale, hautaine elite’ – die ze voor die massale migratie verantwoordelijk achtten – lik op stuk te geven. In tegenstelling tot de veelgehoorde verklaring dat de Trumpkiezers vooral omwille van hun sociaaleconomische malaise voor hem stemden, was identitaire angst en revanchisme veel doorslaggevender in hun keuze. De meeste mensen stemmen vooral op basis van hun identiteit en hun waarden, niet zozeer op de partij of de kandidaat de meeste economische of andere voordelen belooft.
Een andere breuklijn met de vorige Republikeinse presidentskandidaten is de stijl van Trump. Een belangrijke vraag blijft: hoe kwam het dat miljoenen Amerikanen geen aanstoot namen aan de giftige, platvloerse en haatdragende campagnestijl van Trump? Hij beledigde niet enkel migranten, maar ook vrouwen, een journalist met een beperking, een veteranenfamilie en nog talloze andere mensen. Hillary Clinton moest het natuurlijk het meest ontgelden en werd weggezet als Crooked Hillary.
Er zijn twee verklaringen mogelijk. Ten eerste was de agressieve en grove stijl van Trump niet volledig nieuw. Het was een uitvergroting van wat Amerikanen al kenden van de demoniseringstactieken van de Tea Party en van het internet.
Trump is een product van wat de journalist Robert Kaplan ‘online barbarisme’ noemt. Sociale media vormen sinds hun ontstaan regelmatig het platform voor scheldpartijen en flame wars tussen gebruikers die radicaal anders denken over politieke kwesties. Fatsoennormen worden vaak overschreden omdat er een moderator ontbreekt of omdat schermcommunicatie voor minder remmingen zorgt. Daarnaast kunnen extreme standpunten gemakkelijker worden verspreid omdat hun aanhangers elkaar eenvoudiger vinden. Het internet heeft bovendien voor een boom aan dubieuze en propagandistische media gezorgd. Denk maar de lawines van fake news die werden verspreid weken voor de verkiezingen. Die doelbewuste desinformatie slaagt erin om veel mensen te verwarren en tot overdreven complotdenken te stimuleren over de politiek, de overheid, de journalistiek en ‘de elites’. Met andere woorden, door sociale media is het publieke debat meer dan vroeger geplaagd door diepe polarisering en wantrouwen naar zowat alles en iedereen. Dit online barbarisme zie je duidelijk terug in de Twittertirades van Trump.
Een tweede factor waarom Trump met zijn stijl wegkwam, heeft te maken met zijn uitstraling als ‘sterke leider’ of alfamannetje. Dit kwam het meest tot uiting tijdens televisiedebatten. Hij was de tweede grootste van alle Republikeinse presidentskandidaten (na Jeb Bush) en hij zette dit ook in de verf door zijn concurrent Marco Rubio, die 25 jaar jonger was en kleiner van postuur, consequent ‘Little Marco’ en een ‘lichtgewicht’ te noemen. De lichaamstaal van Trump was er te allen tijde één van een dominante alpha male. In een verhelderend artikel in The Guardian wordt die lichaamstaal geanalyseerd. Trump zond voortdurend signalen uit van sterkte, zelfzekerheid, superioriteit en doortastendheid. In zijn discours gebruikte hij heel vaak het woord tough (‘hard’, ‘sterk’, ‘vastberaden’) om zijn beleid te omschrijven. Een ander opvallende sleutelterm was winning. Hij zette zichzelf neer als een succesvolle zakenman die altijd en overal zijn slag thuishaalt. In de realityshow The Apprentice kon hij imago van winner talloze keren neerzetten. Hij en niemand anders was het immers die besliste wie goed genoeg was om voor hem te werken. Met zwakkelingen of losers toonde hij geen medelijden (You’re fired!).
Een sterke leidersfiguur wekt afstand en ontzag op, maar tegelijk zorgde Trump ook voor een gevoel van nabijheid bij zijn aanhangers. Die nabijheid vestigde hij door zijn discours en spreekstijl. Trump sprak tijdens zijn campagne in korte zinnen en hij herhaalde zinnen of woorden regelmatig om er de nadruk op te leggen. Zijn woordenschat bevatte weinig moeilijke woorden. Dit zorgde voor een factor herkenning bij laaggeschoolde burgers die zich normaal niet zouden bezighouden met politiek. Ze voelden zich niet aangesproken door de speeches van Obama die woorden bevatte die ze zelf nooit gebruikten in hun omgangstaal. De erudiete, welsprekende stijl van Obama associeerden ze met een kosmopolitische elite die op hen neerkeek. Trump sprak echter wel zoals de ‘gewone man’ uit Main Street. Veel mensen die normaal niet in politiek geïnteresseerd waren, raakten nu wel betrokken.
Trump liet tijdens zijn rally’s zijn woede en minachting voor zijn (ingebeelde en echte) vijanden de vrije loop. Die ongeremdheid zorgde voor een adrenalinekick bij zijn felste aanhangers tijdens de beruchte rally’s. Binnen die geladen atmosfeer werden de pers en burgers die kwamen protesteren geïntimideerd of gemolesteerd.
Het succes van Trump werd dus veroorzaakt door een mix van factoren. Ten eerste waren er de vaste recepten van de Republikeinse partij (het radicale libertarisme, de conservatieve, christelijke moraal, white supremacy) die Trump overnam. Hierdoor kon hij de partijtrouw van grote groepen Republikeinen behouden. Ten tweede creëerde zijn campagne een scherpe en krachtige vijandbeelden die de angst voor migranten en terroristen capteerden en verder voedden. Daarnaast toonde Trump een ongeziene minachting voor de pers en zijn politieke tegenstanders. De diepe politieke verdeeldheid maakte dat een groot deel van het publiek die minachting deelde. Ten derde straalde Trump de lichaamstaal uit van een sterke leider, een winner die hard en doortastend optreedt en die niet besmet is door de corruptie van Washington. Dankzij The Apprentice kon hij het imago van een succesvolle zakenman jarenlang uitdragen bij miljoenen televisiekijkers. Tot slot werd zijn grove, beledigende stijl niet als aanstootgevend (genoeg) beschouwt door zwevende kiezers. Dit was te wijten een geleidelijke afkalving van de publieke moraal die reeds een aantal jaar bezig was en is in de westerse democratieën. Die afkalving is mede in gang gezet door het vitriool en het extremisme dat je terugvindt op het internet en op sociale media.