AUTEUR: Pieter Serrien
Pieter Serrien is historicus, schrijver en leraar, meer info: http://www.pieterserrien.be
THEMA: Politiek
NVA blokkeerde afgelopen dinsdag (30 mei 2017) de parlementaire commissiestemming die handelt over een wetsvoorstel voor een stemrecht vanaf zestien jaar. Na het lezen van dit nieuws kon ik niet ander dan in mijn pen kruipen.
NVA-parlementslid Marius Meremans somde enkele tegenargumenten van zijn partij op: ‘We wachten nog steeds op een grootscheepse studie naar stemrecht op zestien.’ Zo’n argument is klinkklare onzin. Er bestaan wel degelijk studies én praktijkvoorbeelden, zie bijvoorbeeld via deze link of deze. Zouden die er niet of te weinig zijn, is het dan niet de taak van de commissie om (extra) onderzoek op te starten?
Het tweede argument van de vijftigjarige parlementair is nog absurder: ‘Leeft dat wel bij
hen? Er is volgens mij geen enkel bewijs dat dit een hot item is bij de jongeren.’ Met deze dooddoener kan je de hele politiek en daarmee onze democratie in vraag stellen. Waarom zijn wij toch altijd strenger voor onze jongeren wanneer het gaat om onderwerpen die ook onze eigen tekortkomingen zijn? (Dat vroeg ik me ook al af over de kennis van de wereldoorlog, via deze link)
Bovendien kan je afvragen of er überhaupt een verschil is in interesse tussen een zestien- en een achttienjarige, of een verschil met de dertigers van mijn generatie.
‘Jongeren zijn er niet mee bezig’, is het vaakst gehoorde argument. Maar in plaats daarvan wil ik hen – net als de andere burgers – aanmoedigen om dit wel bovenaan hun prioriteitslijstje te zetten.
Teleurstellend was ook de reactie van NVA-jongeren: ‘Op de leeftijd van achttien beschik je over al je rechten en plichten, dus dat is de meest aangewezen leeftijd.’ Uiteraard is het niet vreemd dat je pas vanaf achttien mag stemmen. Dit is dan ook het enige steekhoudende tegenargument van NVA (Zie volgende link). Stemrecht moet inderdaad op een bepaalde leeftijd starten, maar die hoeft niet per se gelijk te zijn aan meerderjarigheid . Zo mochten duizenden minderjarige Belgen tussen 1981 (verlaging stemrecht van 21 naar 18 jaar) en 1990 (verlaging meerderjarigheid van 21 naar 18 jaar) stemmen.
Over coalitiepartijen CD&V en Open VLD – voorstanders van het stemrecht vanaf zestien – heb ik ook mij bedenkingen. De aangeboden wisselmeerderheid van Groen en Sp.a om de stemming toch te laten doorgaan negeerden ze straal. Respect voor het regeerakkoord, klonk het. Het leek me eerder angst voor alweer een regeringscrisis. Is dit onderwerp dan zo weinig waard? Of was het vooral een manier om jonge stemmen te lokken?
Voor mij zijn er twee argumenten waarom we volop voor stemrecht vanaf zestien moeten gaan: één unieke kans en één voorwaarde voor een betere democratie.
Onze verkiezingsdemocratie heeft een groot nadeel: politici denken te veel aan het aantal stemmen dat ze binnenkort zullen binnenhalen of verliezen. Daarom durven sommige geen radicale keuzes te maken, verkiezen ze oneliners op Twitter boven echte debatten en maken ze liever hun opwachting in tv-shows dan in parlementscommissies. De bevolking krijgt zo een verkeerd beeld van wat democratie hoort te zijn en verliest de echt belangrijke onderwerpen uit het oog. Ook de media trapt vaak in deze val, waardoor de thema’s die ertoe doen naar de laatste bladzijden verdwijnen. Inhoud primeert al lang niet meer, om dat te beseffen hoef je enkel maar de term fake news op te zoeken.
Is stemrecht voor zestienjarigen dan het democratisch wondermiddel? Nee, uiteraard niet. Maar door de zestienjarigen te betrekken bij onze democratie grijp je een kans om onze jongeren beter voor te bereiden op het echte werk vanaf achttien jaar. Er is nood aan lessen democratie voor ons allen. Want waarom zou een achttienjarige plots wel weten hoe het politieke landschap er precies uitziet? Het onderwijs kan en moet daar een rol in spelen. Ik pleit dan ook voor de invoering van een verplicht vak over onze maatschappij, waarin de basis van onze democratie, gelijkheid, verantwoordelijkheid en het belang van vrije meningsuiting worden meegegeven. Liefst verspreid over meerdere jaren, vanaf het vierde middelbaar.
Voor het tweede argument duik ik kort de geschiedenis in. Voor 1893 mochten door het cijnskiesrecht enkel de rijke Belgen stemmen. Daarna bestond het bizarre systeem van het meervoudig stemrecht, waarbij elke man vanaf 25 jaar mocht stemmen, maar men één of twee extra stemmen kreeg op basis van rijkdom en/of diploma’s. Na WOI in 1919 kwam eindelijk het algemeen enkelvoudig stemrecht voor elke Belgische man vanaf 21 jaar. Vrouwen moesten nog een wereldoorlog wachten: in 1948 trokken ook zij naar de stembus. Telkens resulteerde de verbreding van het stemrecht in een andere wetgeving. Pas na 1919 werden de sociale wantoestanden onder vooral de arbeiders echt aangepakt en na 1948 kregen ook vrouwgerelateerde thema’s een kans. Als het puntje bij het paaltje komt liggen parlementairen enkel wakker van het aantal bolletjes achter hun naam. Dus zolang een bevolkingsgroep geen stem heeft zullen hun onderwerpen nooit hoog op de politieke agenda komen.
Onze zestienjarigen willen meer aandacht voor het klimaat, werkbaar werk, jeugdbeleid, kansarmoede en onderwijs. Over dat laatste bijvoorbeeld weten minderjarigen als ervaringsdeskundigen vaak meer. Omdat zij nog op de schoolbanken zitten, moeten ze bovendien meer dan andere generaties de gevolgen dragen van de fel bediscussieerde onderwijshervormingen. Het klopt dat er veel andere manieren zijn om deel te nemen aan de democratie, zoals het lid worden van middenveldorganisaties en petities of referenda. Maar waarom zouden we hen het hoogtepunt van onze democratie ontzeggen?
Een gedachte over “(31) Waarom stemrecht vanaf zestien wel een goed idee is.”