(10) De krenkende denker: over Maarten Boudry en het recht om te kwetsen.

AUTEUR: Thomas Rotthier (https://thomasrotthier.wordpress.com/)

THEMA: Filosofie

Zaterdag (26/11/2016) was ik naar de Nacht van de Vrijdenker gegaan, een evenement in Gent waar originele vrijdenkers hun ei kwijt kunnen. Een van hen was Maarten Boudry, de jonge filosoof die vaak scherpe opinies poneert in de kranten over de vrijheid van meningsuiting, psychoanalyse en de laatste tijd ook veel over de islam. Zo ook, zaterdag op de Nacht van de Vrijdenker toen hij het ‘recht om te kwetsen’ verdedigde, onder het motto ‘Durf te krenken!’

Boudry voerde een aantal argumenten aan voor het recht om te krenken die ik even wil uitspitten. Het recht om anderen te kwetsen met bepaalde uitspraken, tekeningen en grappen is een onderdeel van onze ‘freedom of speech’. Net zoals Boudry ben ik een radicale verdediger van die ‘freedom of speech’. Ik bedoel daarmee het juridische recht om te zeggen en te vinden wat je wilt, zolang je massa’s niet opruit of aanzet tot geweld.

Er is echter ook zoiets als een morele dimensie van vrije meningsuiting. Die draait rond de vraag: ‘Is het aangewezen, noodzakelijk of getuigt het van smaak om mijn mening op die kwetsende manier te uiten?’ Er zijn situaties waarin je volmondig ‘ja’ kan antwoorden op die vraag. Als een gezaghebbende figuur (bijvoorbeeld een imam, bisschop, politieke leider) met een pompeuze arrogantie bepaalde onzin zit te verspreiden, dan is het de taak van opiniemakers en komieken om hem van zijn voetstuk te stoten. Als een hele groep mensen er irrationele en domme opvattingen op na houdt, over holebi’s bijvoorbeeld, dan mogen ze zeker in hun hemd gezet worden.

Tegelijk moet je het recht om te spotten en te kwetsen ook verantwoordelijk gebruiken. Hier is de context van cruciaal belang. De vraag is: hoe spot je, wanneer spot je , in welke context en in welke niet? In een verhitte sfeer is het verstandiger om je provocerende moppen voorlopig even op te bergen. Bij een familieruzie over de erfenis maak je best geen mopjes over de gierigheid van je chagrijnige tante (tenzij je een snelle ontsnappingsroute hebt).

Als er in het publiek debat bittere en agressieve taal wordt gebezigd, gooit elke grove belediging nog meer olie op het vuur. Dit zorgt nog meer voor een gebrek aan begrip voor andermans standpunten of soms zelfs een crisis van het maatschappelijk debat. In de nasleep van de aanslagen waren er voortdurend voorbeelden te vinden van cynische opinies die de maatschappij nog meer polariseerde en het bittere onbegrip voor elkaar nog dieper maakte.

Hiermee verzet ik me niet principieel tegen het bespotten van heilige profeten, inclusief Mohammed, of het trappen op de lange tenen van sommige moslims. Maar de timing was de afgelopen jaren erg ongelukkig. De media focusten obsessief op moslimterrorisme en hadden geen enkel oog voor het herstellen van de maatschappelijke rust. Net zoals iemand met een paniekaanval konden de media het gevoel van angst en dreiging dat ze willens nillens hadden opgewekt met hun neurotische 24/24-berichtgeving niet kalmeren. Dit zorgde op zijn beurt voor een zeer sterke polarisering. Haatmisdrijven tegenover moslims namen in het Westen sterk toe.

Er is nog een andere reden waarom overvloedige blasfemie als statement tegen terroristen mogelijk contraproductief is. Al die aandacht en woede maakt hen groter dan ze zijn. Op die manier kunnen ze boven hun gewicht boksen. Opiniemakers voelden steeds weer de drang hun verwerpelijke opvattingen neer te sabelen (overbodig want we waren al overtuigd dat die niet deugden). Onvermijdelijk vervaagde in de perceptie het onderscheid tussen gevaarlijke fundamentalisten en vreedzame moslims. Zo slaagden terroristen erin om onze samenleving verder te verdelen.

Maarten Boudry schuift dit ‘olie op het vuur’-argument iets te gemakkelijk opzij. Moslims zijn geen teergevoelige zieltjes en zo erg zullen ze van die blasfemische cartoons en opinies niet afzien, zo oordeelt hij.  Enerzijds is het redelijk om te vragen dat moslims een schild opbouwen en niet te zwaar tillen aan voor hen kwetsende opinies. Anderzijds kan beledigen ook een ongezonde fixatie worden waarvan de meerwaarde voor mij niet erg duidelijk is.

De wil om zich in te leven in de leefwereld van moslims staat momenteel nogal op een laag pitje. Dit is enigszins te begrijpen: de ‘islamcultuur’ heeft meerdere aanstootgevende kanten. Binnen een aanzienlijk deel van de moslimgemeenschap heeft de man des huizes alles voor het zeggen, zijn homo’s ziekelijk, zijn geloofsafvalligen per definitie slechte mensen, is de evolutietheorie gevaarlijke onzin, enzovoort.

Hoewel velen – inclusief ikzelf – die opvattingen verschrikkelijk vinden, lijkt het me toch nuttig om empathie te hebben voor mensen waarmee we het grondig oneens zijn. De verrotting van het maatschappelijk debat rond de islam is mede ingegeven door een onvermogen tot empathie bij de verschillende deelnemers. Dat gebrek is misschien moreel verdedigbaar (omdat bepaalde opvattingen binnen de islam vreselijk zijn) maar tegelijk is het ook onverstandig. Het gaat in tegen het proces van maatschappelijke pacificatie. Het publieke debat heeft niet enkel de functie om ideeën te laten botsen, maar ook de maatschappelijke rust en vrede te herstellen.

Boudry pleit er echter voor om niet terug te deinzen en te blijven kwetsen. We mogen niet toegeven aan de intimidatie van fundamentalisten en terroristen, stelt hij. Als we zouden stoppen met krenken dan zouden we onszelf censureren. Hiermee zouden we de facto de vrijheid van meningsuiting opgegeven hebben. Op die manier zouden we misschien wel terug in een theocratie kunnen belanden.

Dit is het meest ongeloofwaardige argument van Boudry. Omdat je op een gegeven moment beslist om je recht om te krenken niet uit te oefenen, zit je op de steile glijbaan naar de theocratie. Nee, zo’n vaart gaat het echt niet lopen.

Het debat rond de islam is erg gepolariseerd de laatste jaren, mede door de terreuraanslagen, de gruwelen van het Saudi-regime en de opgefokte (sociale) media . Daarom is het nuttig om het recht om te krenken af te toetsen aan andere casussen. Boudry vindt dat alle heilige huisjes gesloopt mogen worden. Ik volg hem daarin voor een groot stuk, maar er bestaat wel een morele grens waaronder je best niet duikt.

Sommige smakeloze, grove grappen kunnen te ver gaan. Ik heb ooit grappen gehoord over de gruweldaden van Dutroux waar ik me onbehaaglijk en gedegouteerd door voelde. Boudry gebruikte zaterdag in zijn lezing het voorbeeld van een site die butt plugs van het kindje Jezus maakte. Boudry en delen van het publiek konden hier blijkbaar hartelijk om lachen. Ikzelf vind beide grappen degoutant omdat ze van een diep of zelfs vunzig cynisme getuigen.

Sommige mensen in onze samenleving hebben het onbehaaglijk gevoel dat ‘niks nog heilig is’. Het is ook een gevoel dat atheïsten zoals ikzelf kunnen hebben. Radicaal liberale denkers als Boudry zullen dit gevoel wellicht niet herkennen. Maar ik geloof dat het belangrijk is om er aandacht aan te besteden. Als cynische humor te bon ton wordt, krijg je een samenleving waarin humor (of wat daarvoor moet doorgaan) en verbale agressie te veel samenvallen. Het Trumpisme in Amerika is daar een voorbeeld van.

Als Boudry het heeft over de ‘lafheid’ van opiniemakers die de islam niet durven krenken, als hij pleit om ‘niet toe te geven aan de intimidatie’ van radicale moslims of bepaalde uitspraken van imams ‘wraakroepend’ vindt dan merk je de agressieve component in zijn taalgebruik. Wat trouwens opmerkelijk is voor een intellectuele schaker als Boudry die vaak met een onderkoelde stem spreekt. De immorele opvattingen binnen de islam maken Boudry duidelijk boos (en terecht).

De vraag is echter of Boudry’s conflictmodel wel een goede gids  naar meer wederzijds begrip of naar een secularisering van de islam is. Een recht om te krenken bestaat, jazeker, maar waar brengt het ons als we er constant van gebruik maken?  Heeft het altijd en overal, in elke mogelijke context, zoveel heilzame effecten als Boudry vooronderstelt?

Terrorisme is in het Westen nog steeds een vrij zeldzaam fenomeen. Moeten we onze publieke ruimte constant vullen met beledigingen aan een paar tienduizend gekken die toch niet naar ons luisteren? Door te blijven boksen genees je geen wonden. Mij lijkt het nuttiger om via het onderwijs of een echte dialoog de islam meer vatbaar te maken voor rede.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s