AUTEUR: Prof. Dr. Ariane Bazan (Université Libre de Bruxelles)
THEMA: Filosofie
Het menselijk samenleven lukt niet goed. De geschiedenis van de menselijke beschaving is een gruwelijke geschiedenis. Na de bijzonder gewelddadige middeleeuwen heeft de menselijke beschaving moeizaam een aantal verwezenlijkingen geboekt – om er een paar te noemen, scheiding van kerk en staat, de Verlichting, de Rechten van de Mens.
Toch duiken steeds opnieuw in de geschiedenis, ook na de wetenschappelijke vooruitgangen van de laatste twee eeuwen, episodes op van het meest gruwelijke en ondraaglijke geweld, niet zelden op grote schaal. We ontdooien in Europa langzamerhand uit de verbijstering van de kampen uit de tweede wereldoorlog, en nieuw, gruwelijk, grootschalig geweld verschijnt aan de horizont, en ontploft af en toe in ons gezicht.
De vraag hoe dat komt, dient ons bezig te houden. Het is een belangrijkere vraag dan de vraag hoe te evolueren naar een idealere of utopische wereld.
Het is belangrijk te beseffen dat het algeheel uitschakelen van het geweld structureel niet mogelijk is. Geweld hangt samen met de menselijke conditie.
Er komt geen moment dat alle mensen met gezond verstand en van goede wil elkaar de hand zullen geven, omdat gezond verstand en goede wil niet de basissituatie is waar men op mag rekenen als men het over mensen heeft. Door de manier waarop het mentale ingehaakt zit in het lijf, is het verstand onvermijdelijk deels ook misverstand, en is de wil steeds verdeeld, en onvermijdelijk ook deels transgressief.
Wat betekent dat?
Er zijn twee belangrijke stappen die beslissend zijn in de menswording.
Enerzijds gaat het over het komen tot taal. De taal van mensen is een symbolische taal: dat betekent dat de betekenis van woorden afhangt van de omringende woorden. Je moet dus steeds een context horen voor je een woord kan interpreteren. Je weet niet wat ‘boom’ betekent zolang je niet de zin hebt gehoord en tussen ‘kruip uit die boom’, ‘de appel valt niet ver van de boom’, ‘laten we een boom kaarten’ en ‘wanneer gaan we naar Boom’, ligt nogal wat verschil. Deze oefening is ongezien in het dierenrijk en wij, mensen, kunnen dat ook alleen maar volhouden omdat we een voorhoofd hebben – onze naaste neven, de mensapen, hebben geen voorhoofd. Dat voorhoofd zit vol neuronale circuits die het begrijpen afremmen, zodat we ‘boom’ eventjes hangende houden, naar de context luisteren, en pas dan interpreteren.
Die wacht-oefening waarbij we het begrijpen even opschorten, kost heel veel mentale energie. Het is niet mogelijk om zo’n systeem te organiseren zonder dat het af en toe fout gaat: er zit sowieso ruis op het systeem, en des te meer als we moe, ziek of ontredderd zijn. Dan zijn er kortsluitingen en wachten we niet op een context, maar interpreteren we zonder verdere informatie. Dat is het menselijke misverstand: het is de prijs die komt met het kunnen hanteren van een symbolische taal.
Anderzijds gaat het over komen tot een afstemming tussen onze behoeftes en het handelen dat adequaat omgaat met die behoeftes.
Een pasgeboren veulen of lam zal al snel na de geboorte op zijn poten staan en kan zelfstandig naar de moedertepel toe stappen en beginnen zuigen. Dat kan een pasgeboren kind het eerste anderhalfjaar (!) niet. Een mensenkind wordt zo immatuur geboren dat wanneer het honger heeft het algeheel niet weet wat doen. Er ontstaat een panieksituatie, die zorgt voor een algemeen alarm. Daarop zal het kind gewoon alles in gang zetten wat klaar staat om geactiveerd te worden: het schreit omdat het schreeuwapparaat klaarstaat, het wiebelt omdat de ledematen in beweging kunnen slaan. Een hulpvaardige medemens hoort het kind schreien, interpreteert die schreeuw en voedt het. Dit leidt tot een zekere verzadiging en de honger stopt.
De toevallige handeling, het huilen en daarna het zuigen, was adequaat, en er bestaat een (dopaminerg) systeem dat de handeling zal opslaan, inschrijven, als een handeling die klaar staat om herhaald te worden – telkens als het kind honger heeft bijvoorbeeld, of telkens als de hulpvaardige ander (bv de moeder) in de buurt is.
Nu is het belangrijk te begrijpen dat het de handeling op zich is die wordt ingeschreven, als een handeling die dient herhaald te worden, algeheel onafhankelijk van het resultaat van de handeling. Wij, mensen, zijn dus onderhevig aan een systeem van sporen die ons zullen aanzetten tot handelen, gedreven door onze geschiedenis en deels los van de actualiteit. Een deel van de wil is een wil met historische gronden, die aandringt ook al zijn de actuele omstandigheden veranderd.
Stel dat we deels vernederd of gekleineerd of verworpen werden door ouderfiguren in de kinderjaren, maar dat in het volwassenleven dit niet meer feitelijk zo is: toch zullen we ook gedreven worden dat traumatische scenario, met die ondraaglijke afloop, opnieuw te herspelen. Dit wordt vaak niet het hoofdmotief van het handelen, maar het kan er een zeurende achtergrond van worden. Onze vroegkinderlijke omgang heeft sporen nagelaten die aandringen om opnieuw het ondraaglijke scenario uit te spelen, ook al is er niemand meer die ons nu vernedert of kleineert of verwerpt. Het is vanuit die sporen zo belangrijk actief op te treden tegen vernedering bijvoorbeeld (en dus uit de traumatische passieve positie van het kind te komen) dat, ook al is er geen feitelijke vernedering, men geneigd zal zijn vernedering te vermoeden, toe te schrijven, aan te tijgen. Zo’n aanhoudende achtergrondtoon injecteert wat gif in de sociale omgang: we zijn achterdochtig bij bepaalde signalen, lichtgeraakt, afgunstig, angstig. Dat zijn we niet omdat we dom zijn, en het onredelijke van die gevoelens of neigingen inzien, is niet steeds of niet vaak in staat die neigingen te neutraliseren. Ons handelen betaalt steevast een tol aan het verleden, niet omdat we mentaal ontoereikend zijn (inzicht helpt niet), maar wel omdat dat de prijs is die we betalen voor een systeem dat ons toeliet het handelen af te stemmen aan onze behoeftes, een biologisch systeem dat moest compenseren voor onze grote onrijpheid bij de geboorte.
Misverstand en transgressie zijn de onherleidbare achillespezen die getuigen van de plekken waar bij de mens de ziel zich vasthaakt aan het lijf. Ze zijn onherleidbare elementen van de menselijke conditie.
Het menselijk samenleven dient dus rekening te houden met die onherleidbaren. Elk systeem dat het samenleven organiseert, – bijvoorbeeld elke nieuwe wet of regeling – dient de vraag te stellen of dat systeem bestand is tegen een portie verkeerd – i.e. dom – gebruik én tegen een portie transgressief – zelfs kwaadwillig – gebruik? I.e. is er nog steeds een positieve balans voor dit systeem als we rekening houden met een onherleidbare portie van mislopen?
Met andere woorden, het Verlichtingsidee dient geherformuleerd te worden: de mens dient steeds uit te reiken naar verlichting – i.e. de grootst mogelijke redelijkheid, die echter nooit algehele redelijkheid kan zijn: i.e. men is verlicht, i.e. het meest redelijk, voor zover men de maat neemt van de onmogelijkheid van algehele redelijkheid. Of nog: men is verlicht voor zover men de maat neemt van de manier waarop de menselijke conditie nooit de goddelijke – i.e. de perfecte – conditie kan zijn.
Ik zou, met Steven Pinker, durven stellen dat het samenleven nog nooit zo goed verliep als vandaag (1). Mevr. Bazan haalt enkele zaken aan die ik wil bijtreden. De inhoud van onze ervaring met daaraan gekoppeld hoe we die talig en via analogie omzetten tot complexere en abstracte gehelen, vormen ons tot wie we zijn (2). Daar wil ik echter aan toevoegen dat de humanisering en globalisering druk op ons uitoefenen om onze morele kring te verbreden (3).
Onze samenleving, en hopelijk ook meer en meer de samenlevingen in werelddelen als Afrika, Centraal-Azië en Latijns-Amerika maar dat lijkt onvermijdbaar, houdt wel degelijk rekening met deze onherleidbare elementen. Ze doet dit als het ware ‘vanzelf’ omdat handel en gift op lange termijn beter blijken te werken dan ‘take and run/crush’ (4).
(1) The Better Angels of Our Nature (Pinker)
(2) Surfaces and Essences: Analogy as the Fuel and Fire of Thinking (Hofstadter, Sander)
(3) The Expanding Circle: Ethics, Evolution, and Moral Progress (Singer)
(4) Theory of Games and Economic Behavior (Morgenstern, et al)
LikeLike